Select Page

Download als PDF

Door René en Noortje Post. Voorleesduur: rond de 100 minuten. Voor 5+

Hoofdstuk 1: Een vuur in de nacht

Het is nacht in de bergen. Het is doodstil en donker. Nee, kijk daar is toch een licht in de verte. Voor een grot brandt een klein vuur. Eromheen zitten drie kleine gestalten, gewikkeld in dekens. Zachtjes praten ze met elkaar. Kijk eens goed, ze lijken niet zo blij. Het zijn drie kleine meisjes die erg op elkaar lijken. Zijn het zusjes? Oh wacht eens, het zijn Ronja, Sonja en Tonja, de drieling-prinsessen! Maar wat doen die nou hier, midden in de nacht voor deze grot? Waar zijn hun ouders, de wachters, de bedienden, hun zachte bedjes, het kasteel?

‘Het is allemaal de schuld van die stomme rovers’, zegt Ronja. Ronja is de oudste en dapperste zus, ook al moet je dat maar net weten want ze lijken sprekend op elkaar. ‘Als zij onze ouders niet hadden ontvoerd, was alles nog goed geweest.’ ‘Ja’, voegt Tonja eraan toe, ‘en toen kwam ook de reus nog met zijn verhaal dat het zijn kasteel was. We konden hem natuurlijk niet tegenhouden.’ Tonja is de middelste zus, altijd bedachtzaam en voorzichtig. Sonja zegt: ‘We wilden ook niet dat de reus iemand pijn zou doen, dus zijn we maar weggegaan.’ Sonja is de jongste, altijd lief voor iedereen.

De nacht is koud, en ze trekken de dekens wat dichter om zich heen. Ronja gooit nog een paar takken op het vuur. Sonja zit zachtjes te huilen. ‘Stil maar, Sonja’, zegt Ronja, ‘het komt heus wel weer goed!’ ‘Maar hoe dan?’, snift Sonja. ‘We moeten de reus gewoon oppakken en uit het kasteel zetten!’, zegt Ronja. ‘Ja, maar de reus is veel te sterk voor ons’, zegt Tonja. ‘Weet je nog wat papa altijd zei?’, vraagt Sonja. ‘Wie niet sterk is, moet slim zijn!’ ‘We zijn niet sterk’, zegt Ronja, ‘dus laten we slim zijn. We willen hier niet ons hele leven blijven zitten! Ergens moet er een manier te verzinnen zijn om het kasteel terug te krijgen en papa en mama te bevrijden.’

‘Vergeet het kasteel, laten we eerst papa en mama bevrijden!’, roept Sonja. Het vuurt knettert, vonken vliegen omhoog met de rook. ‘We moeten juist eerst het kasteel terugkrijgen, en dan halen we uit de schatkist de duizend goudstukken die de rovers willen hebben’, zegt Ronja. ‘Ja, maar hoe weten we dan zeker dat ze papa en mama echt zullen laten gaan in ruil voor duizend goudstukken?’, vraagt Tonja. ‘Dat weten we ook niet zeker, maar we moeten ergens beginnen, dus we gaan eerst het kasteel proberen terug te krijgen’, zegt Ronja.

Tot diep in de nacht maken de zusjes plannen. Soms wild, soms slim, soms wel goed bedacht, maar alleen uit te voeren als je drie paarden, veertien soldaten, vuurwerk en een loopbrug hebt. En helaas hebben ze helemaal niets. Nee, ze zullen het helemaal zelf moeten oplossen. Maar hoe? Heb jij misschien een idee?

Hoofdstuk 2: Onverwacht bezoek

De volgende morgen worden de zusjes laat wakker. Bij de bron wassen ze hun gezichten en handen. Ze hebben nog steeds honger en ze hebben het koud. Maar toch zijn ze iets minder droevig dan de avond ervoor. Want nu hebben ze een plan! Als ze terugkomen bij de grot, staat er iemand gebogen over hun kookpot bij het vuur. Wie is dat, en waarom ruikt het zo heerlijk? Als de vrouw zich omdraait, zien ze het ineens: het is Baba, hun oude kindermeisje! Ronja, Sonja en Tonja rennen zo hard ze kunnen naar haar toe, en lachend omhelst Baba ze alledrie tegelijk.

‘Baba, je hebt ons gevonden!’ ‘Ja’, zegt Baba, ‘en dat viel nog niet mee. Nadat de reus jullie uit het kasteel had gezet, mocht niemand naar binnen of naar buiten. Gelukkig wist de reus niets van het kleine poortje in de moestuin, zo ben ik ontsnapt.’ Baba heeft wat eten en drinken meegenomen, en een paar dekens om zelf ook op te slapen. Nadat ze heerlijk ontbeten hebben met verse pap, brood en kaas, is het tijd om te praten over het plan. Met Baba erbij gaat het nu zeker lukken!

Met een boodschappenlijstje in haar hand vertrekt Baba even later naar het dorp. Ronja, Sonja en Tonja proberen samen een brief te schrijven. Ze bouwen lange zinnen, strepen stukken weg, beginnen weer overnieuw. Na een tijdje hebben ze een brief waar ze tevreden over zijn. Nu moeten er nog wat tekeningen bij. Als Baba terugkomt van het dorp met de spulletjes die ze nodig hebben, schrijven ze de brief netjes over op mooi, dik papier. Ze plakken er wat plaatjes op, een handtekening en natuurlijk nog een paar gekleurde stempels om het er echt uit te laten zien. Klaar is de brief. Ze stoppen hem in een mooie envelop, en geven hem aan Baba mee om te bezorgen.

Die avond gaan ze heel wat vrolijker slapen dan de avonden ervoor. ‘Ik zou willen dat ik erbij kon zijn als de reus de brief leest!, proest Tonja. ‘Ja’, zegt Ronja, ‘hij gaat vast gelijk op stap!’ ‘Ik hoop wel dat hij zijn wandelschoenen aandoet’, zegt Sonja gapend, ‘anders krijgt hij misschien nog blaren.’ Glimlachend vallen de zusjes in slaap.

De volgende morgen vertrekken ze vroeg naar het kasteel. Ze zien al snel dat de poort openstaat en dat Baba op de muur staat te zwaaien. Ronja, Sonja en Tonja beginnen te rennen om zo snel mogelijk weer terug te zijn. ‘Het is gelukt!’, juicht Baba, ‘hij is vanmorgen bij zonsopgang vertrokken!’ ‘Geweldig’, lacht Tonja, ‘ik wist wel dat hij erin zou trappen.’

Baba vraagt wat er nu eigenlijk in de brief stond. Ronja vertelt dat ze hadden geschreven dat de reus een bootreis had gewonnen in de nationale kastelen-veroverwedstrijd. Hij moest alleen dan wel binnen drie dagen in de haven zijn, anders kon hij niet meer mee. ‘Maar dat is vreselijk ver lopen!’, zegt Baba. ‘Precies’, lachen Ronja, Sonja en Tonja, ‘dan duurt het dus lekker lang voordat hij er achter komt dat hij geen prijs heeft gewonnen. ‘Ja’, lacht Tonja, ‘hij heeft de prijs voor de domste reus gewonnen!’ Iedereen is blij. Alleen Sonja vraagt zich af of de reus niet verdrietig zal zijn als hij ontdekt dat hij voor de gek gehouden is…

Die avond is het feest op het kasteel. Iedereen viert dat de prinsessen weer teruggekomen zijn. De mensen durven nu ook weer te hopen dat de koning en de koningin op een dag ook zullen thuiskomen. De poort gaat stevig op slot en een paar sterke mannen houden de wacht. Die nacht slapen Ronja, Sonja en Tonja weer in hun eigen zachte bedjes.

Hoofdstuk 3: De wapenmeester

De volgende morgen worden de zusjes al vroeg wakker. Na een stevig ontbijt laten ze de wapenmeester komen. De wapenmeester zorgt in een kasteel dat alle wapens netjes blijven, zodat ze niet gaan roesten en piepen. Nu weten wapenmeesters natuurlijk ook vreselijk veel
over hoe je het kasteel kunt verdedigen als iemand het aanvalt. Dat is precies wat Ronja, Sonja en Tonja willen weten. De wapenmeester vertelt over alle verschillende manieren die er zijn om een kasteel te verdedigen. Dat zijn er nogal wat! Ronja, Sonja en Tonja vragen aan hem of hij ook een manier weet die speciaal goed is om reuzen tegen te houden.

‘Natuurlijk’, zegt de wapenmeester. ‘We gebruiken de grote-steen-voor-de-poortmanier!’ ‘Hoe gaat dat dan?’, vragen de zusjes. ‘In de bergen liggen enorm grote stenen. Als we nu zo’n hele grote steen vlak voor de poort neerleggen, dan kan iedereen erin en eruit behalve als je zo groot als een reus bent!’ Ronja, Sonja en Tonja vinden dat een vreselijk goed plan. Ze willen gelijk aan de slag, zodat ze op tijd klaar zijn als de reus terugkomt.

‘We hebben wel een hele grote kar nodig’, vertelt de wapenmeester, ‘en dikke touwen en zestien paarden en wel twintig sterke mannen.’ ‘Zo, dat wordt een hele klus!’, roept Ronja. ‘En die sterke mannen krijgen reuzehonger en de paarden willen haver en hooi en iedereen heeft dorst’, vervolgt de wapenmeester. ‘Nou, ik hoor het al’, zegt Baba. ‘Ik zorg wel voor alle eten en drinken. Ga jij die paarden, mannen, touwen en stevige kar maar regelen.’ ‘Ja,’ zegt Tonja, ‘en dan verzamelen we bij de grote poort om twaalf uur.’

Die middag lukt het al snel om een supergrote steen te vinden. Hij past maar net op de kar en is wel zo zwaar als negentig mannen! De paarden trekken en zweten, de mannen kreunen, de touwen kraken en de kar maakt wel erg vreemde geluiden. Maar na een uur ligt de steen toch op de kar. Voorzichtig gaan ze op weg terug naar het kasteel. Bij de poort laten ze de steen voorzichtig van de kar afrollen, zodat hij vlak voor de poort tot stilstand komt. Ronja, Sonja en Tonja kunnen nog steeds naar binnen, maar de wapenmeester moet zich al een beetje langs de steen wringen om door de poort te komen.

Van bovenaf de kasteeltoren, waar altijd iemand op wacht zit, klinkt plotseling een schreeuw. ‘De reus! Hij komt eraan!’ Iedereen begint door elkaar te rennen, langs de steen, door de poort. Als alle mensen binnen zijn, gaat de stevige poort op slot, met veertien sloten en een paar extra dikke balken ertegenaan. Nu zijn ze veilig!

De reus komt moe en hongerig, met blaren op zijn voeten, terug naar het kasteel. Hij heeft echt zin in een flink bord soep met dikke boterhammen en daarna een lekker warm bad. Ook al zal de soep wel weer net op zijn, zoals meestal gebeurt in het kasteel wanneer hij om iets te eten vraagt. Als hij in de buurt van de poort komt, ziet hij opeens iets heel vreemds: het lijkt wel of er een grote olifant voor de poort staat! Dat kan toch niet, olifanten wonen toch in het bos?

Voorzichtig komt de reus dichterbij en ziet dat het geen olifant, maar een supergrote steen is! Hij probeert om erlangs te komen, maar zit gelijk vast. De reus trekt zich met moeite weer los, doet zijn rugzak af en probeert het nog een keer. Nee, hij zit nog steeds vast! Alsof dat niet erg genoeg is, beginnen mensen vanaf de kasteelmuur emmers water over hem heen te gooien. De reus wordt drijfnat en trekt zich los. Hij pakt zijn rugzak en loopt boos weg in de richting van het bos, om even later tussen de bomen te verdwijnen.

In de avond maakt iedereen plezier. De inwoners van het kasteel dansen vrolijk op het plein in het maanlicht. De reus zou nu vast terug zijn op zijn boerderij in het bos. Hij zou vast voorlopig niet meer terugkomen. Maar Ronja, Sonja en Tonja zitten op een bankje in de moestuin na te denken, of ze toch niet iets over het hoofd hebben gezien…

Hoofdstuk 4: Het raadsel

De volgende morgen wordt de reus wakker van het kraaien van de haan. De zon is net op en het zonlicht schijnt op zijn gezicht. Buiten loeien de koeien en zingen de vogels. De reus loopt naar buiten en rekt zich lekker uit in de zon. Heerlijk om weer terug te zijn in zijn eigen huis! De poes geeft kopjes tegen zijn been. Hij spint van plezier. Even vergeet de reus dat hij eigenlijk heel boos is omdat hij het kasteel weer is kwijtgeraakt. Waarom wilde hij het ook alweer hebben? Als hij eerlijk is, woont hij veel liever op de boerderij dan in dat oude kasteel. Daar mopperen mensen maar op hem dat hij te hard snurkt in de nacht. En voor lekker eten hoef je ook niet in het kasteel te zijn! Hij kreeg de gekste restjes op zijn bord, en als hij daarover klaagde lachten de dienstmeisjes en liepen ze gewoon weg. Maar ja, hij had het kasteel nu eenmaal gekregen van zijn oudoom Norbert. En toen hij nog een klein reusje was, had zijn moeder hem geleerd dat het niet netjes was om een cadeau te weigeren …

Na een heerlijk ontbijt van brood, spek en verse eieren gaat de reus naar de kleine bibliotheek op zolder. In deze stoffige kamer vol oude boeken kan een reus het antwoord vinden op alle vragen die maar voorkomen in een reuzenleven. ‘Hoe je hoofd niet stoten in een grot’,
bijvoorbeeld. ‘Reuzegrote winterkleren voor beginners’, of ‘Zo kook je een gezonde reuzenmaaltijd.’ De reus veegt wat spinnenwebben opzij om het beter te kunnen zien. ‘Hmm, wacht eens even, stond niet hier ergens…, nee dat gaat over schepen. Ja hier, dat is het!’ De
reus trekt een boek tevoorschijn, blaast het stof eraf en leest hardop: ‘Hoe kastelen te veroveren’…

Aan de keukentafel drinkt de reus een glas water en kijkt voorin het boek. Daarin staan alle hoofdstukken opgesomd, maar geen één ervan gaat over grote stenen voor een kasteelpoort. Het laatste hoofdstuk is heel kort en heeft het over ‘obstakels’. De reus weet niet wat dat zijn, maar in het woordenboek staat: ‘een obstakel is iets wat in de weg staat.’ ‘Mmm’, denkt de reus, ‘die grote steen is wel echt een obstakel dan!’ Nieuwsgierig leest hij verder in het oude boek. ‘Staat er een obstakel voor het kasteel, dan is dat zowel het probleem als de oplossing. Gebruik het obstakel om de weg vrij te maken.’ De reus slaat snel de bladzijde om, maar het boek is afgelopen. Er staat niets meer! Alleen nog een paar lege bladzijden, dat is alles…

Buiten in de zon gaat de reus eerst maar eens de koeien melken. Zo heeft hij tijd om even goed na te denken. ‘Het probleem is de oplossing.’ Zoiets raadselachtigs heeft de reus nou nog nooit gehoord. Jammer dat degene die het boek geschreven heeft niet wat duidelijker kon zijn! De reus denkt na over de steen en de poort. Als het hem zou lukken om de steen opzij te duwen, was de poort nog steeds op slot. En de poort was sterk en zwaar, die trok je er ook niet zomaar uit. Daar zou je wel een heleboel paarden voor nodig hebben, denkt de reus. En een heel dik touw. Zou het ook met koeien kunnen? Die zijn ook best sterk. ‘Moehoe!’, loeit een van zijn koeien, en kijkt hem slaperig aan.

De rest van de dag denkt de reus diep na over het probleem. Hij maakt een aantal plannen die niet kunnen werken, zoals: de steen optillen en dan met de steen de poort opengooien (de steen is te zwaar), of de steen kapot maken en dan de brokstukken de heuvel af laten rollen (de steen is te hard om kapot te maken). Zo bedenkt de reus nog een aantal oplossingen waar steeds iets mis mee is. Als hij ‘s avonds de laatste dieren te eten heeft gegeven en nog even zit uit te rusten in zijn schommelstoel naast de kachel, maakt hij wat tekeningen in het kastelenveroverboek. Het kasteel op de heuvel… de grote steen voor de stevige poort… De steen moet weg en de poort moet open. De steen is te zwaar, de poort te sterk. Of is de steen nou te sterk en de poort te zwaar? Eigenlijk zou de poort de steen moeten optillen en, nee wacht, als je nou gewoon… Even later zakt het boek op de grond en klinkt er een luid gesnurk door de boerderij.

Hoofdstuk 5: De oplossing

Ronja, Sonja en Tonja zijn alweer helemaal gewend op het kasteel. Nu de steen voor de poort ligt, denken ze niet meer zoveel aan de reus. Ze zijn begonnen om duizend goudstukken bij elkaar te zoeken. Nu zijn Ronja, Sonja en Tonja nog niet zo groot en weten niet hoeveel duizend precies is, maar ze weten wel dat het erg veel is. En dat het stapeltje goudstukken dat ze vinden in de schatkist zeker geen duizend is. Niet eens honderd. ‘Maar zouden de rovers ook niet blij kunnen zijn met tien goudstukken?’, vraagt Sonja. Tonja denkt van niet. ‘Rovers hebben altijd heel veel goud nodig.’ ‘Waarom eigenlijk?’, vraagt Sonja. ‘Om in een grote kist te stoppen en te begraven op een eiland. Ze maken dan een schatkaart met een kruis erop en dan kan iemand anders dat later opgraven.’ Ronja zegt: ‘maar dat doen piraten toch, niet rovers?’ Maar Tonja weet zeker dat rovers het net zo doen. ‘Rovers zijn een soort piraten maar dan zonder boot’, zegt Tonja. ‘Dat is ook zielig voor ze’, zegt Sonja. Ronja vindt niks zielig voor de rovers. Het wordt tijd dat ze papa en mama weer teruggeven!

Maar eerst moeten ze er achter komen waar de rovers zijn. Die goudstukken hadden ze nog niet, maar dat zou vast wel komen. Ze roepen de wapenmeester. Die stuurt direct mannen op weg om rond te vragen waar de rovers zouden kunnen zitten. Ondertussen werken Ronja, Sonja en Tonja verder aan hun plan. Eerst willen ze stenen goudkleurig verven en als grote klompen goud in een kist naar de rovers sturen. Daarna bedenken ze dat ze ook een schatkaart aan de rovers kunnen geven, van een eiland heel ver weg met ergens een kruis erop. Maar ja, zouden de rovers zo dom zijn om dan ook te gaan zoeken? En als het zou werken, zouden ze dan niet terugkomen en juist extra boos zijn? Het is nog niet zo gemakkelijk voor drie kleine meisjes om een goed plan te bedenken.

Terwijl Ronja, Sonja en Tonja druk bezig zijn met het plan, wordt de reus op een ochtend wakker met de oplossing! Ineens begrijpt hij hoe hij de steen kan gebruiken om de poort open te maken. In zijn schuur zoekt hij het dikste touw dat hij kan vinden. Dat gooit hij op een kar en hij legt er nog een lange dikke stok bovenop. Daarna haalt hij twee sterke koeien uit de wei, bindt ze voor de kar en gaat op weg. Vrolijk fluitend zit de reus op de bok van de kar. Tevreden kijkt hij naar de mooie weilanden met zijn geliefde dieren. Hij zou ze weer missen als het zou lukken om het kasteel te veroveren! Een beetje somber denkt hij hierover na. Dan krijgt hij een idee. Hij zal het kasteel terug veroveren en dan verkopen! Ja, dat is perfekt, dan kan hij snel weer terug naar zijn boerderij.

Na een half uurtje heen en weer hobbelen op de kar komt het kasteel in zicht. De wachter op de toren heeft de reus gezien en snel trekken alle mensen zich terug in het kasteel. De poort gaat dicht en veertien grendels knarsen in het slot. Rustig rijdt de reus verder. Bij de steen aangekomen, klimt hij van de kar. Hij pakt het dikke touw en bindt dat vast aan de poort. Vervolgens legt hij de rest van het touw op de grond, wikkelt het drie keer om de steen heen en bindt het daarna nog achteraan de kar vast. Daarna pakt hij de lange, dikke stok en probeert de steen daarmee van zijn plaats af te wippen, in de richting van de rivier. Hij roept tegen de koeien dat ze moeten trekken. Het touw komt strak te staan, de stok kraakt, maar verder gebeurt er helemaal niets. De steen is te zwaar om in beweging te krijgen. Op de kasteelmuur haalt iedereen opgelucht adem. De mensen rennen weg om emmers water te halen.

Maar de reus geeft het niet zomaar op! Hij duwt de stok nog verder onder de steen, legt er nog een steen voor om tegenaan te duwen en hangt met zijn hele gewicht aan het uiteinde van de stok. Nu kraakt de stok weer, maar ook de steen beweegt een beetje. Alleen net niet genoeg om in beweging te komen. De reus blijft gewoon aan de stok bungelen! Intussen zijn de mensen teruggekomen met grote emmers water en ze beginnen deze over de reus heen te gooien. De reus blijft hangen. Dan gebeurt er iets geks: het lijkt wel alsof met elke emmer water die over de reus wordt gegooid, de steen iets meer van zijn plaats komt! Ronja staat bovenin de toren te kijken en begrijpt al snel wat er gebeurt. Ze rent zo gauw ze kan naar beneden om de mensen te waarschuwen. Maar het is al te laat. Na nog een paar flinke emmers water over de kleren van de reus heen, is hij zo zwaar geworden dat de steen nu wel wordt opgetild.

Heel, heel langzaam komt de steen in beweging. De reus roept tegen de koeien dat ze harder moeten trekken en de bocht om moeten gaan. Dat is maar goed ook, want zodra de steen echt begint te rollen, gebeuren er een heleboel dingen tegelijk. De reus valt op de grond en krijgt de stok op zijn hoofd. De steen maakt vaart en rolt rakelings langs de kar met de koeien. Het touw komt strak te staan, en PANG – daar vliegt de poort uit de muur en sleept steeds sneller achter de steen aan die naar de rivier rolt. De reus zit versuft op de grond en kan het bijna niet geloven, en de mensen op de muur ook niet: zo zaten ze nog achter een dikke poort en een grote steen, en zo waren ze allebei verdwenen! Ronja, Sonja en Tonja kunnen het ook niet geloven, maar ze weten wel wat er gaat gebeuren. Baba helpt ze om hun koffertjes in te pakken, met voor iedereen een rugzak met eten.

Als de reus weer een beetje is bijgekomen, ziet hij drie paar benen en drie koffertjes staan. Hij kijkt op en hoort Tonja zeggen: ‘Gefeliciteerd reus, je hebt vandaag gewonnen. We gaan nu weg, maar we komen weer terug. Het kasteel is van ons!’ De reus hoort ze weglopen, maar valt weer terug op de grond. Na een tijdje staat hij op en strompelt hij de poort in. De mensen van het kasteel staan klaar om voor hem te buigen. ‘Welkom terug, meneer reus’, zeggen ze, ‘we hebben u erg gemist.’ De reus mompelt wat en loopt door. Hij hoort nog een klein meisje vragen: ‘maar Mama, dat is toch helemaal niet zo?’ ‘Ssst!’, zegt haar moeder. Dan slaat de deur dicht en is de reus in het kasteel verdwenen.

Hoofdstuk 6: Een oud verhaal

Na een lange tocht komen Ronja, Sonja en Tonja weer terug in de bergen, weer terug bij de grot. Gelukkig is Baba met ze mee en hebben ze deze keer genoeg eten mee kunnen nemen. De zusjes zitten rond het vuur en Baba maakt eten. Ze zijn boos. Zo komen ze niks verder! En nu heeft het kasteel niet eens een poort meer! Wat zou een nieuwe poort eigenlijk kosten? Misschien wel tien goudstukken! Sonja huilt een beetje. Het bevrijden van papa en mama lijkt verder weg dan ooit. Baba maakt lekker eten voor ze en zegt dat ze eerst maar moeten gaan slapen. Zuchtend zoeken ze hun bedjes op en proberen in slaap te vallen. De maan schijnt over drie onrustige kleine meisjes en een kindermeisje die de wacht houdt bij het vuur.

Het is laat. Een eenzaam lichtje brandt in de torenkamer van het kasteel. Ook de reus kan niet slapen. Daar is hij weer, in dat ongezellige kasteel. Zou hij morgen wel verse eitjes en gebakken spek bij het ontbijt krijgen? Vast niet, meestal krijgt hij wat droog oud brood met vreemd ruikende boter en een glas lauwe melk. De reus staat op en kijkt uit het raam. Het maanlicht schijnt over het kasteel, de rivier en het bos. Verlangend kijkt hij door het raam in de verte, in de richting van zijn boerderij. Hoe zou het met de koeien gaan? Zouden ze hem erg missen? Misschien kan hij volgende week eens op bezoek gaan in zijn eigen huis. Waarom was hij hier eigenlijk? En hoe kwam oudoom Norbert aan dit kasteel? Zou hij het ook kunnen teruggeven, of zou dat erg onbeleefd zijn? Met vele vragen in zijn hoofd valt de reus eindelijk in een onrustige slaap.

De volgende morgen gaan Ronja, Sonja en Tonja eerst eens een flinke wandeling maken om goed wakker te worden. Als ze terugkomen, heeft Baba een heerlijk ontbijt voor ze klaargemaakt. Ze eten hun buikjes rond. Daarna gaan ze om het vuur heen zitten. Baba zegt: ‘kijk eens wat ik heb meegenomen uit de boekenkamer van het kasteel!’ Ze houdt een boek omhoog met voorop de woorden: ‘Hoe kastelen te veroveren.’ Ronja, Sonja en Tonja zijn erg nieuwsgierig en vragen Baba om voor te lezen.

Na wat bladeren leest Baba een oud verhaal. ‘Ooit, heel lang geleden, waren er eens rovers die de koningin hadden ontvoerd en meegenomen naar een groot kasteel in een ver land.’ ‘He, onze mama is ook ontvoerd!’, roept Sonja. ‘Stil nou!’, roepen Ronja en Tonja, ‘laat Baba snel verder lezen!’ ‘Alle mensen waren erg verdrietig dat de koningin weg was’, vertelt Baba, ‘en de koning was zo boos dat hij wel duizend sterke mannen bij elkaar riep om de stad te gaan veroveren en de koningin te bevrijden. Maar de stad was te sterk, de muren te hoog en zelfs na drie jaar proberen waren de mannen nog steeds niets verder. Het werd tijd voor een list.’ ‘Wat is een list?’, vraagt Sonja. ‘Een list is een slim plan dat er uitziet als iets heel gewoons of zelfs iets heel doms.’ ‘O, zoals onze brief aan de reus over de kastelen-veroverwedstrijd?’, vraagt Tonja. ‘Ja, dat was nu een echte list’, lacht Baba. ‘Maar het was ook wel een beetje gemeen van ons’,
zegt Sonja. ‘Dat is waar’, zegt Ronja beslist, ‘maar het afpakken van ons kasteel was nog veel gemener.’

‘Wat was de list dan?’, vraagt Tonja aan Baba. ‘Ik lees verder’, zegt Baba. ‘De mannen gingen het bos in met zagen en bijlen en hakten wel tien dikke bomen om. Van de planken en stammen bouwden ze een groot, houten paard op wielen. De mensen in de stad keken toe uit de verte en vroegen zich af wat er gebeurde. Wie bouwt er nu zomaar een groot houten paard? Zouden de mannen willen proberen om met het paard over de stadsmuur heen te springen? De mensen lachten erom en waren niet bang. Toen het paard af was, trokken midden in de nacht alle mannen ineens weg. Ze maakten veel lawaai en lieten zoveel mogelijk spullen achter, zo’n haast hadden ze om snel weg te komen. In de stad hoorden ze het wel, maar wat er zou gebeuren, wisten ze niet. Toen de zon opging, zagen ze verlaten tenten en overal spullen die in het rond slingerden. Er rookten nog wat vuurtjes van de avond ervoor, en midden in het verlaten kamp stond nog steeds een groot, houten paard op wielen.

Eerst wachtten de mensen af. Ze begrepen niet waarom de mannen in de nacht gevlucht waren. Waren ze opeens bang geworden, en zo ja, waarvoor dan? Niemand die het wist, maar na drie jaar in de stad opgesloten te hebben gezeten, wilde iedereen ook wel graag weer eens naar buiten! Voorzichtig, met hun paarden bij de hand, gingen ze kijken. De tenten lagen vol met mooie spullen en de mensen werden steeds vrolijker: de mannen waren nu dus echt weg! Ze waren terug naar huis gevlucht, anders zouden ze al die spullen toch niet achterlaten en midden in de nacht vertrekken? Iemand riep: “ze waren natuurlijk bang voor ons geworden, want ze wisten dat ze het nooit van ons konden winnen!”. Iedereen was nu heel blij en karren vol met spullen werden naar de stad gereden. De tenten werden verbrand. Toen was alles weg. Alleen het paard stond er nog steeds.

In de stad riepen de mensen: “het paard heeft ons geluk gebracht! Laten we het naar de stad trekken en een groot feest geven voor het paard!” Dat leek een uitstekend idee. Met behulp van veel echte paarden werd het houten paard de stad in getrokken. De mensen dansten tot diep in de nacht om het paard heen, zo blij waren ze dat de mannen eindelijk waren weggegaan. Toen iedereen eindelijk was gaan slapen, werd het in de verte al een beetje licht. Het was nu heel stil in de stad. Maar wacht, ergens klonk toch nog een geluid. In de buik van het houten paard ging er heel voorzichtig een luik open. Dertig dappere mannen sprongen stilletjes op de grond. Ze slopen het paleis in en bevrijdden de koningin. Een paar andere mannen zochten paarden uit in de koninklijke stallen. Ze bonden doeken om de hoeven van de paarden heen om te zorgen dat ze geen geluid zouden maken. Heel, heel zachtjes verlieten ze met de koningin de slapende stad en al snel waren ze verdwenen in het bos.

In de morgen, toen iedereen eindelijk weer wakker was, wees een kleine jongen op het luik dat nog openstond in de buik van het houten paard. Uit het kasteel klonk de kreet dat de koningin was verdwenen. En de staljongens riepen dat er één-en-dertig paarden waren gestolen! Toen pas begrepen de mensen dat ze zich beet hadden laten nemen. Alles wat er was gebeurd, was juist bedoeld geweest om de mannen ongezien in de stad te laten komen. Maar ja, de koningin was nu weer terug naar huis en iedereen ging weer zijn eigen gang.’

Ronja, Sonja en Tonja vinden het een reuzespannend verhaal. Een houten paard, en daar dan in gaan zitten! Dan moest je wel echt heel dapper zijn. ‘Ja, en ook heel stil zijn’, bedenkt Sonja. Baba doet het boek dicht. ‘Maar wij kunnen toch geen groot houten paard gaan bouwen?’, vraagt Tonja. ‘Misschien moeten we een houten koe maken!’, riep Ronja. ‘De reus is dol op koeien!’ Maar Tonja zegt: ‘zelfs als dat zou lukken, zijn we nog niet sterker dan de reus. En trouwens, er is helemaal geen poort, dus we kunnen nu ook gewoon naar binnen lopen. Maar daarmee krijgen we nog steeds niet het kasteel terug. En al helemaal niet onze papa en mama…’

Hoofdstuk 7: De taart

Hoe kan het verhaal over het houten paard de meisjes helpen om hun kasteel terug te krijgen? Baba weet het ook niet. Ze heeft wel een ander idee: misschien kunnen ze een lekkere taart bakken voor de reus en vriendelijk aan hem vragen of ze het kasteel weer terug mogen? Daar moet iedereen erg om lachen, maar ze hebben ook wel zin in taart. ‘Ik ga straks wel naar de bakker om een reuzentaart te kopen’, zegt Baba. ‘Een taart voor de reus?’, vraagt Sonja, ‘waarom dan?’ ‘Ja’, roept Ronja, ‘en dan springen we er ineens uit en gooien slaappoeder in zijn gezicht!’ Dat lijkt best een goed idee. Maar om een taart te bakken waar Ronja, Sonja en Tonja in passen? Dat gaat niet lukken. Ze moeten er nog maar eens over nadenken.

Baba gaat eerst boodschappen doen. Als Baba weg is, denken Ronja, Tonja en Sonja verder na over het raadsel. Hoe win je van een reus die heel veel sterker is dan jij? Het slaappoeder lijkt wel een goed idee: als ze de reus in slaap zouden kunnen laten vallen, konden ze hem vastbinden en dan misschien op een kar rollen en naar zijn boerderij terugbrengen. ‘Maar als we hem losmaken, dan loopt hij toch gewoon weer terug naar het kasteel?’, vraagt Tonja. Dat is inderdaad wel zo. En hoe hou je een reus uit een kasteel zonder poort?

‘Ik wil het kasteel niet terug’, jammert Sonja, ‘ik wil mama en papa!’ ‘Moeten we toch niet eerst mama en papa bevrijden?’, vraagt Tonja. ‘Nee’, zegt Ronja, ‘want waar gaan we dan wonen? In de grot? En we hebben nog steeds geen duizend goudstukken.’ Als Baba terugkomt en ze lekker aardbeientaart met slagroom hebben gegeten, is het tijd om wat te gaan tekenen. Ronja tekent een kasteel met een met een hele grote taart ervoor en een bordje erbij: ‘Eet maar lekker op reus!’ Sonja maakt een tekening van papa en mama die op een grote wolk naar hen komen toegevlogen. En Tonja, die krast eigenlijk maar wat. Ze is te hard aan het nadenken om echt iets te tekenen.

Plotseling krijgt Tonja een idee: ‘wat als we het slaappoeder nu door de taart heen doen? Dan eet de reus het natuurlijk op en valt hij in slaap!’ ‘Maar wat doen we dan verder?’, vraagt Sonja. ‘We kunnen hem dan vastbinden’, roept Ronja, ‘en dan moet hij beloven dat hij weggaat en nooit meer terugkomt, anders maken we hem niet los!’ Ze weten niet of het zal werken, maar het is in ieder geval een plan. Daarvoor hebben ze dan wel een hele grote taart nodig met slaappoeder erdoorheen. Kan de bakker die voor ze maken? En dan moeten ze er ook nog voor zorgen dat de reus hem opeet. Zouden ze het net zo kunnen doen als in het oude verhaal over het houten paard? Tonja probeert het te tekenen. ‘Kijk, hier zie je een grote taart op een kar vlakbij het kasteel. En dan moeten we wachten tot de reus hem komt ophalen.’ ‘O, en hoe moeten wij dan meekomen met de taart?’, vraagt Sonja. ‘Misschien kunnen we onszelf met plakband vastplakken onder aan de kar!’ Daar moeten Ronja en Tonja wel om lachen. Maar dan zegt Ronja: ‘Ja, dat is het! We kunnen ons verstoppen tussen de wielen van de kar, daar is altijd wel ruimte en kijkt niemand!’

En zo gaan ze het doen. Baba vraagt aan de bakker of hij een supergrote taart wil bakken met twee kilo slaappoeder erdoor. De bakker knikt en zegt dat hij over een dag klaar zal zijn. De volgende morgen vroeg komt de wapenmeester een kar brengen met een ezel ervoor. De wapenmeester heeft de kar veranderd zodat er tussen de wielen een geheim kamertje is gekomen. Als ze hun adem een beetje inhouden, passen Ronja, Sonja en Tonja er alledrie net in.

In de middag wordt de taart bezorgd. Hij is inderdaad geweldig groot en ziet er heerlijk uit, met een enorme berg slagroom, aardbeien en chocola erbovenop. Sonja wil bijna haar vinger in de slagroom stoppen om even stiekem te proeven… ‘Nee, niet doen!’, roept Baba nog net op tijd. Anders was Sonja in slaap gevallen, en dan kan het plan niet doorgaan! Nadat de taart goed is vastgemaakt en de meisjes in de kar zijn geklommen, loopt de wapenmeester naast de ezel langzaam in de richting van het kasteel.

Hoofdstuk 8: De kaart

Als ze in de buurt van het kasteel zijn gekomen, bedenkt de wapenmeester dat hij net zo goed naar binnen kan lopen met de kar. De poort is toch verdwenen. De reus zit toevallig net op de kasteelmuur te denken aan lekker eten. Die middag heeft hij een bruine banaan, twee rozijnen en wat droge muesli van de dienstmeisjes gekregen. Je begrijpt dat hij dus flinke honger heeft. Als hij de wapenmeester aan ziet komen met een geweldig grote taart, denkt hij niet verder na en rent hij snel naar beneden.

Zodra de kar door de poort heen komt, roept de reus: ‘stop, deze taart is van mij!’ De kar stopt. De dienstmeisjes komen aanrennen met een grote gebaksschaal, een groot mes en een vork. Het eerste stuk taart verdwijnt razendsnel naar binnen. Nu komen ook andere mensen aanlopen om van de taart te proeven. Maar de reus roept dat iedereen er van af moet blijven. Het is een reuzentaart en dus alleen voor reuzen met reuzenhonger! De wapenmeester zegt tegen de mensen dat het inderdaad waar is wat de reus zegt. Iedereen kijkt hem boos aan. Deze taart is toch groot genoeg om te delen? Maar de wapenmeester schudt zijn hoofd en fluit een vrolijk liedje.

Tien minuten later ligt de reus met zijn gezicht in de taart te slapen. De wapenmeester klopt op de zijkant van de kar en Ronja, Sonja en Tonja komen naar buiten. Ze hebben lange touwen meegenomen en beginnen direct met het vastbinden van de reus. Hij kreunt wel wat, maar is zó diep in slaap dat hij er niets van merkt! Met de hulp van de wapenmeester, de kok en de dienstmeisjes sjorren ze de reus zo goed mogelijk op de kar. Hij wordt wel een beetje vies, maar daar is even niets aan te doen. De wapenmeester loopt samen met Ronja, Sonja en Tonja in de richting van het bos. Na een tijdje komen ze op de weg naar de boerderij. De reus is nog in dromenland en snurkt er vrolijk op los. Onderweg komen de koeien nieuwsgierig kijken naar deze vreemde optocht. ‘Dat lijkt wel de reus op de kar’, denken ze, ‘en wat doet hij daar? Waarom komt hij niet gewoon even met ze spelen, zoals anders, of ze melken?’ De koeien begrijpen er niets van…

Bij de boerderij wordt de reus wakker van het geloei van de koeien in de stal. ‘Ben ik ze vergeten te melken?’, denkt hij half wakker. Hij probeert op te staan om aan de slag te gaan, maar merkt dan dat hij niet kan bewegen. Hij kijkt om zich heen en ziet Ronja, Sonja en Tonja. Hoe komt hij hier, en wat doen zij bij zijn boerderij? Maar ergens is de reus ook opgelucht: eindelijk weer thuis!

De reus vraagt aan de meisjes of ze de touwen willen losmaken, zodat hij de koeien kan melken. En nu ze hier toch zijn, willen ze misschien ook wel blijven eten? De kippen hebben vast weer heerlijke eieren gelegd en uit de moestuin kan de reus genoeg groenten halen om een lekkere soep mee te koken. Maar Ronja, Sonja en Tonja kijken helemaal niet blij. Ze vertellen de reus dat ze hem alleen los zullen maken als hij belooft om niet meer te proberen hun kasteel af te pakken.

‘Maar het is mijn kasteel’, probeert de reus uit te leggen. ‘Ik heb een brief van oudoom Norbert waar dat in staat.’ ‘Wie is Norbert en hoe komt hij bij die onzin?’, vraagt Ronja boos. ‘Onze opa heeft dit kasteel gebouwd en van deze oudoom van jou heb ik nog nooit gehoord.’ De reus stelt voor om hem los te maken, zodat ze samen naar de brief kunnen kijken. Ronja, Sonja en Tonja kijken elkaar aan en knikken dan.

Nadat de wapenmeester de touwen heeft losgeknoopt, gaat de reus eerst even onder de waterval naast zijn huis staan. Vrolijk zeept hij zich helemaal in. De zeepbellen vliegen door de lucht. De vogeltjes fluiten en de reus is zó blij dat hij weer thuis is, dat hij Ronja, Sonja en Tonja even helemaal vergeet. Nadat hij zich heeft aangekleed, wil hij meteen bij zijn koeien gaan kijken. Maar dan komen er heerlijke geuren uit de keuken. Natuurlijk hebben Ronja, Sonja en Tonja op de prinsessen-kookcursus geleerd om eieren met spek te bakken. Sonja heeft daarbij nog wat brood gevonden en Tonja maakt een tomatensalade met kaas. De reus merkt dat hij opnieuw enorme honger heeft gekregen. De wapenmeester komt er ook bij zitten. Eerst is het tijd om samen te genieten van het eten.

Als de reus met de laatste korstjes brood de saladeschaal leeg veegt, vraagt Ronja of ze misschien de brief mogen lezen. Met volle mond wijst de reus naar een kastje. Ronja pakt de brief en leest hem snel door. Inderdaad, hij is geschreven aan Reus Robin door een zekere Oudoom Norbert. Maar in de brief staat alleen dat de reus een gebouw heeft geërfd dat staat bij het kruisje op de kaart. ‘Heet jij Robin?’, vraagt Sonja, die heeft meegelezen. ‘Wat een mooie naam zeg!’ ‘Dank je’, zegt de reus verlegen. ‘Maar Robin, waar is de kaart die erbij zat?’, vraagt Ronja. ‘Eh, die heeft de hond meegenomen naar zijn mand, geloof ik.’ De wapenmeester gaat kijken en komt al snel terug met een verkreukeld papier. Hij strijkt het plat op de keukentafel en iedereen komt eromheen staan. ‘Kijk, hier zijn we nu’, wijst de wapenmeester. ‘Daar is het kasteel en helemaal daar staat een groot kruis. Maar dat is aan de andere kant van de rivier…’

Hoofdstuk 9: De oude hoeve

Ze kijken allemaal nog eens goed naar de kaart. ‘Wat bedoel je’, zegt Robin, ‘aan de andere kant van de rivier?’ De reus houdt de kaart vast, dan op zijn kop en zegt: ‘Dus jij denkt dat ik niet het kasteel heb gekregen van mijn oudoom Norbert?’ ‘Ik weet het wel zeker’, zegt de wapenmeester, ‘want het kasteel staat niet aan dezelfde kant van de rivier als het kruis.’ Robin zucht. Hij is inderdaad erg slecht in kaartlezen. Daarna klaart zijn gezicht op: ‘dus je bedoelt dat ik op mijn boerderij kan blijven wonen?’ ‘Erg graag zelfs!’, roepen Ronja, Sonja en Tonja blij. ‘Of zou ik op die andere plek moeten gaan wonen, daar waar het kruis staat?’, vraagt Robin zich af, alweer een beetje somberder. ‘Weet je wat, we gaan gewoon kijken en dan kun je zelf kiezen waar je gaat wonen’, zegt Tonja.

Dat is een goed idee. Nadat Robin de dieren heeft verzorgd en nog even met de poes en de hond heeft geknuffeld, gaan ze op weg. De wapenmeester gaat met de ezel en de kar weer terug naar het kasteel. Ronja, Sonja en Tonja lopen samen met de reus door het bos, naar de rivier. Ze nemen de oude houten brug en kijken nog eens goed op de kaart. ‘We zitten verkeerd’, zegt Robin, maar Tonja pakt de kaart uit de handen van de reus, draait hem om en geeft hem terug. ‘Zie je’, zegt Tonja, ‘je had de kaart op zijn kop. Laten we nu goed kijken, anders komen we misschien weer bij het kasteel terecht!’ Robin schaamt zich er een beetje voor dat hij zoveel problemen heeft veroorzaakt, maar Ronja, Sonja en Tonja willen daar niets van horen. ‘Het was voor jou ook niet leuk’, zeggen ze tegen hem, ‘en wij zijn allang blij dat alles nu is opgelost.’

‘Ja’, zegt Ronja, ‘en hoe hadden we anders vrienden kunnen worden?’ Sonja zegt: ‘Die zelfgemaakte kaas was echt heerlijk. Robin, kun je me straks het recept daarvoor geven?’ ‘Natuurlijk!’, lacht de reus, ‘maar hij wordt alleen maar zo lekker omdat ik veel met mijn koeien knuffel.’ ‘Dan moeten we maar de melk bij jou komen kopen voortaan’, zegt Tonja. Al pratend lopen ze verder in de richting van het kruis op de kaart. Ze zijn er nog niet, maar komen al wel bij de rand van het bos. ‘Ligt het gebouw in het bos?’, vraagt Ronja. ‘Volgens de kaart wel’, zegt Tonja. ‘Laten we maar gewoon doorlopen en dan zien we het vanzelf.’

Na nog tien minuutjes lopen komen ze bij de restanten van een oude boerderij in het bos. Het is duidelijk dat de boerderij al lang geleden is verlaten: de deuren hangen scheef naar buiten, ramen zijn er niet meer en een grote boom groeit dwars door het dak van de schuur heen. Op een zonnige plek voor de boerderij staat een oude tafel met een grote oude bank. Ze gaan even zitten, en kijken om zich heen. Het is een mooie plek, maar van deze boerderij is niet zoveel meer over. ‘Volgens mij kun je hier niet gaan wonen, Robin’, spreekt Sonja bezorgd. ‘Er zitten allemaal gaten in het dak.’ ‘Hoe oud was die oudoom van jou eigenlijk?’, vraagt Tonja. ‘Zo te zien is er al heel lang niemand meer geweest.’

Ronja wijst op een ander kruisje op de kaart en vraagt wat dat eigenlijk zou zijn. ‘Misschien wel een schat!’, roept Tonja. Ze gaan op zoek naar scheppen in de oude schuur en beginnen enthousiast te graven op de plek waar op de kaart een kruisje staat. Ronja, Sonja en Tonja worden al snel moe, maar de reus is wel zo sterk als dertien mannen en schept zonder moeite grond, zand en stenen naar boven. Al snel ontstaat er een groot gat. Ineens horen ze: ‘Klonk!’ De schep is op hout terechtgekomen! Voorzichtig schept de reus het zand eromheen weg. Een oude kist komt tevoorschijn. Nadat ze deze met veel duwen en trekken naar boven hebben getild, staan ze met zijn vieren te kijken naar een hele grote kist. ‘Hij is wel zwaar, maar niet zo zwaar dat er een schat in kan zitten’, zegt Tonja teleurgesteld. ‘Laten we hem nu eerst maar openmaken!’, roept Ronja ongeduldig. Voorzichtig opent de reus het deksel. Binnenin liggen tientallen zagen, bijlen, hamers, spijkers en allerlei ander gereedschap. De reus is blij. ‘Komt altijd van pas!’, roept hij. Maar de zusjes zijn minder blij. Zij hadden gehoopt op duizend goudstukken…

Robin zucht diep, kijkt nog eens om zich heen en zegt: ‘Gelukkig kan ik in mijn eigen huis blijven wonen! En met al dat gereedschap kan ik het zelfs nog mooier maken.’ Stil zitten ze allemaal nog even bij elkaar om uit te rusten en na te denken. Ronja, Sonja en Tonja zijn blij voor de reus dat alles goed is afgelopen. Maar ondertussen zijn hun eigen problemen nog lang niet opgelost: hoe komen ze aan duizend goudstukken om hun papa en mama mee te bevrijden? Robin ziet dat Sonja een paar tranen van haar gezicht veegt. Bezorgd vraagt Robin hoe hij kan helpen. Hij wil erg graag dat de zusjes net zo blij zijn als hijzelf. Als hij het verhaal heeft gehoord over wat de rovers hebben gedaan, kijkt hij erg boos. ‘Ze kunnen toch niet zomaar je ouders ontvoeren?’, zegt hij. ‘Wie denken ze wel dat ze zijn? Waar wonen die rovers? We gaan gelijk bij ze langs om ze dat te vertellen!’

Hoofdstuk 10: De rovers

Ronja, Sonja en Tonja leggen uit dat ze zelf ook niet weten waar de rovers wonen, maar dat de wapenmeester mannen op weg heeft gestuurd om in het hele land te vragen of iemand de rovers had gezien. ‘Het beste kunnen we nu terug naar het kasteel’, zegt Tonja. ‘Nee, laten we eerst langs de grot lopen om onze spullen en Baba op te halen. Nu we weten dat Robin het kasteel niet meer wil afpakken, kunnen we weer rustig thuis gaan wonen.’

En zo gebeurt het. Baba schrikt eerst wel als ze ineens de reus bij de grot ziet verschijnen, maar Ronja, Sonja en Tonja stellen haar al snel gerust. ‘Het was allemaal een vergissing’, vertelt Tonja. ‘De reus wil ook helemaal niet op het kasteel wonen, maar veel liever op zijn eigen boerderij.’ ‘Hij woont daar met allemaal hele lieve dieren’, vertelt Sonja, ‘en de koeien geven heerlijke melk en daar maakt de reus echt lekkere kaas van.’ Baba zou die kaas ook wel eens willen proeven. De reus belooft snel een paar kazen langs te brengen.

Terug op het kasteel bergen ze alle spullen op en laten ze de wapenmeester komen. ‘Heb je nog nieuws over waar we de rovers zouden kunnen vinden?’, vraagt Ronja. ‘De mannen zijn nog onderweg’, antwoordt de wapenmeester, ‘maar we hebben afgesproken dat ze
morgenochtend allemaal weer terug zijn op het kasteel.’ Dat betekent dat ze nu niet zoveel kunnen doen. Ze vragen aan de reus of hij wil blijven eten. Maar bij het idee dat hij weer op het kasteel zou moeten eten, kijkt de reus helemaal niet blij! Hij zegt dat hij liever nog even bij de koeien gaat kijken. Robin belooft wel dat hij de volgende dag weer terugkomt bij het kasteel. Die avond zitten Ronja, Sonja en Tonja bij elkaar in de grote zaal. Een vuurtje knettert in de haard. Ze hebben nu het kasteel terug, en daar zijn ze alledrie erg blij mee. Ook hebben ze een nieuwe vriend gemaakt, want de reus bleek eigenlijk erg aardig. Het is ook fijn dat Robin wil helpen met de rovers. Maar nog steeds hebben ze geen duizend goudstukken. En zou het lukken om de rovers te vinden? En zouden ze dan mama en papa laten gaan? Er zijn nog veel vragen. Baba komt binnen en zegt dat het tijd is om naar bed te gaan. ‘De laatste tijd krijgen jullie veel te weinig slaap!’, zegt ze. ‘Rust eerst maar eens lekker uit, en dan ziet alles er morgenochtend vast wat minder somber uit.’

De volgende morgen worden Ronja, Sonja en Tonja al vroeg wakker van het gekletter van paardenhoeven op het binnenplein. Snel trekken ze de kleren aan die Baba heeft klaargelegd en rennen ze naar beneden. Het zijn inderdaad de mannen die de wapenmeester op weg had gestuurd. Ronja roept tegen ze: ‘Hebben jullie de rovers gevonden?’ ‘Ja!’, roept de leider. ‘Ze zitten in de bergen bij de oude molen!’ Na het ontbijt komt ook de reus aangelopen, met onder iedere arm een grote kaas. Ze vertellen hem snel dat ze weten waar de rovers zitten. Daarna gaan ze op weg: de mannen op de paarden, met Ronja, Sonja en Tonja achterop, en Robin ernaast, die loopt met grote stappen. Na een klein uur komen ze in de bergen. Ze gaan op weg naar de oude molen.

‘Robin, wat gaan we eigenlijk doen bij de rovers?’, vraagt Tonja. ‘Gewoon met ze praten’, zegt de reus, ‘en dan zien we wel.’ Algauw komen ze bij de oude molen. De mannen met de paarden rijden snel om de molen heen. Daar zitten de rovers inderdaad! Ze schrikken zich een hoedje van al die paarden. Als er ook nog eens een grote reus de hoek omkomt, beginnen ze zich helemaal zorgen te maken. ‘Eh, we hebben niks gedaan hoor!’, roept de baas van de rovers. Sonja roept boos: ‘Jawel, jullie hebben onze papa en mama gestolen! Waar zijn ze eigenlijk? Ik wil ze nu zien!’ Robin doet twee stappen naar voren en de roverhoofdman roept snel: ‘Breng de gevangenen, eh… ik bedoel onze gasten, naar buiten!’

Een paar tellen later rennen papa en mama naar buiten en beginnen ook Ronja, Sonja en Tonja te rennen. Midden op het pleintje voor de molen geven ze elkaar de dikste knuffel die ze ooit hebben gegeven. Hij duurt wel tien minuten, totdat de roverhoofdman het lang genoeg vindt duren en zegt: ‘Zeg, over die goudstukken…’. ‘Wij hebben geen goudstukken!’, roept Ronja boos. ‘Ga ze zelf maar zoeken als je zo graag wilt hebben!’ Robin zegt tegen de rovers: ‘Waarom willen jullie eigenlijk goudstukken?’ De roverhoofdman legt uit dat het dorpje waar ze vroeger woonden, in brand was gevlogen. Nu hadden ze niets meer. Ze hadden goud nodig om gereedschap te kopen om nieuwe huizen en boerderijen mee te bouwen.

‘Wacht eens’, zegt Reus Robin, ‘jullie mogen de boerderij van mijn oudoom Norbert wel hebben! Hij staat in het bos aan de overkant van de rivier.’ De rovers willen graag meer horen. ‘Hij staatop een mooie plek in het bos’, zegt Tonja, ‘en er is genoeg gereedschap om alles te repareren.’ De rovers kunnen het bijna niet geloven. ‘En zijn jullie dan niet meer boos op ons?’, vragen ze. Papa zegt: ‘Ze hebben ons goed behandeld en konden er ook niets aan doen dat ze hun huizen zijn kwijtgeraakt.’ ‘Klopt!’, roept een van de rovers. ‘Ik was eigenlijk gewoon timmerman!’ ‘Dat komt mooi uit’, zegt Robin, ‘want er is genoeg te timmeren op de oude boerderij.’ ‘Je kunt ook deze molen opknappen’, zegt papa. ‘Hij is van mij en als je hem weer goed maakt, mag je hem hebben.’ ‘Geef hem dan als je klaar bent aan mij!’, roept een andere rover. ‘Ik was vroeger de molenaar van het dorp!’

En zo gebeurt het. Papa en mama wonen weer gewoon op het kasteel, met een heel gelukkige Ronja, Sonja en Tonja. Met behulp van het gereedschap herstellen de rovers de molen, de boerderij en de schuur en bouwen ze zelfs een heel nieuw dorpje op de mooie plek in het bos. Niemand noemt ze alleen meer rovers, want ze zijn nu weer gewoon boeren, timmermannen, metselaars en molenaars geworden. De molen draait vrolijk in de wind en maalt al het verse koren tot meel. Reus Robin is naar zijn eigen boerderij teruggekeerd en knuffelt weer elke dag met zijn koeien. De reus ruilt eieren en kaas voor meel met de molenaar, en van het meel bakt hij heerlijke broodjes. Af en toe stuurt hij ook een mand met heerlijke eieren naar het kasteel. Ronja, Sonja en Tonja komen vaak bij hem langs om de dieren eten te geven en van zijn broodjes met kaas te smullen. In de zomer spelen ze onder de waterval om af te koelen. De reus zit dan tevreden naar ze te kijken op zijn bankje, met de poes op schoot en de haan op zijn schouder. ‘Moehoe!’, roepen de koeien af en toe.

En hoe is het verder gegaan met het kasteel? Kreeg het weer een nieuwe poort? Ja, dat is ook nog een bijzonder verhaal. Papa, mama, Ronja, Sonja en Tonja hadden geleerd dat je niet op hoge muren en dikke poorten kunt vertrouwen. En om te zorgen dat ze dat niet zouden vergeten, blijft het kasteel nu voor altijd zonder poort. Want, laten we eerlijk zijn, als je vrienden langskomen, wil je ze toch niet voor een gesloten deur laten wachten?